Automatiseren voor een betere wereld
De pandemie heeft de digitale transformatie in een stroomversnelling gebracht en hiermee het al veel langer gaande automatiseringsproces binnen organisaties in een nieuwe fase doen belanden. De pandemie heeft ons echter ook op onze eigen grenzen gewezen. Daarmee zijn we in een tijd beland waarin een blind geloof in vooruitgang niet alleen naïef, maar ook destructief is. Groei moet daarom niet enkel kwantitatief maar ook kwalitatief begrepen worden in de mate waarin zij – niet slechts zo min mogelijk schade aanricht, maar bijdraagt aan mens en milieu. Kan automatisering hierbij helpen? Kan automatisering zo’n ‘Force for Good’ zijn?
Volgens Angela Salmeron en Neil Ward-Dutton, auteurs van the IDC white paper “Automation as a Force for Good – 6 Steps to Transform Theory into Practice” kan het dat overduidelijk wel. Sterker nog: in hun artikel laten ze niet alleen zien hoe automatisering kan bijdragen aan mens, milieu en samenleving, maar roepen zij middels een manifest zelfs actief op om per direct te handelen. Het kantelpunt in de geschiedenis dat volgens hun de pandemie is, biedt ons het momentum om een betere wereld te bouwen. Hoewel ze benadrukken dat wij het zijn die deze betere toekomst in onze handen hebben, laten zij zien dat technologie en automatisering hiervoor de bouwstenen zijn.
Automatisering kan volgens hen een ‘Force for Good’ zijn voor zowel werknemer, organisatie als samenleving. Voor (i) de werknemer omdat het deze in staat stelt zich te kunnen focussen op complexer en uitdagender werk, (ii) voor de organisatie omdat zij door het voorgaande en door haar goede intenties werknemers aan haar weet te binden die zich engageren met de organisatie en haar doelen en (iii) voor de samenleving (en het milieu) omdat zij gebaat is bij duurzame organisaties die zich om haar bekommeren en zinvol werk aanbieden. En dit zijn slechts enkele van de vele voorbeelden die worden genoemd.
Automatisering kan volgens dit rapport dus zo’n kracht ten goede zijn, ‘mits zij diepgeworteld is in universele waarden en principes’, aldus Salmeron & Ward-Dutton. En daar zit de crux. Voor de vraag of automatisering een ‘Force for Good’ kan zijn, moeten we wellicht eerst de vraag stellen of de mens dat wel is, kan zijn en zo ja hoe dan. Een belangrijke aanvullende vraag is daarbij of het evident is wat die universele waarden en principes zijn, want daarvan moet de automatisering in dienst staan. En precies die vraag, de vraag naar het goede, is niet technologisch van aard, maar één van de oer-vragen van de filosofie die teruggaat op Aristoteles, die de vraag naar het goede leven centraal stelde, en hiermee het startschot gaf aan die denktraditie die we ook vandaag de dag nog kennen als de ethiek.
Hebben wij techniek of heeft de techniek ons?
In de titel van vernoemd rapport klinkt, al dan niet bewust, de titel door van een andere tekst waarin een toekomstvisie uiteen wordt gezet, namelijk A Force for Good van de Dalai Lama. Interessant in deze context is hoe hij het voorwoord van dit boek besluit: ‘Houd terwijl u dit leest in gedachten dat we als mensen die zijn toegerust met een geweldige intelligentie en het vermogen om een warm hart te ontwikkelen, elk voor zich een kracht ten goede kunnen worden.’ Dit citaat stelt ons in staat meer inhoud te geven aan het begrip ‘Force for Good’, namelijk als een kracht die bestaat uit twee componenten: intelligentie en (de potentie van) ‘een warm hart’.
De hedendaagse technologie is van een ongelofelijke intelligentie, maar zelfs de meest gevorderde AI lijkt het (vooralsnog) aan zoiets als een warm hart te ontbreken. Niet voor niets benadrukken Salmeron & Ward-Dutton daarom meermaals in hun paper dat of de automatiseringsprocessen bijdragen aan een betere wereld volledig in onze handen ligt; het is aan ons om de technologische intelligentie op een verantwoorde en morele manier in te zetten en te gebruiken. Dit lijkt evident, wij zijn het toch immers zelf die beslissen over deze technologie en haar codes en programma’s schrijven. Maar is dat wel zo? Hebben wij techniek of heeft techniek ons ook?
Een goed voorbeeld van dat laatste gaf Henry David Thoreau al in 1854 (!) in de klassieker Walden: ‘We haasten ons om een magnetische telegraaf van Maine naar Texas aan te leggen; maar Maine en Texas hebben elkaar misschien niets belangrijks mede te delen.’ Deze uitspraak laat zich het makkelijkst naar het nu vertalen door te kijken naar de wijze waarop we ons naar de Appleshop haasten op het moment dat de nieuwe iPhone beschikbaar is. Omdat ‘ie nieuw is, omdat ‘ie beter is, daarom willen we hem, niet omdat we hem nodig hebben als middel voor een zelf gesteld doel.
Technologie komt met een hardnekkig gebod, namelijk dat het up-to-date moet blijven, een doel dat uit zichzelf voortkomt en zichzelf handhaaft. Wij mensen die deze update moeten voltrekken – van de technici en programmeurs die dit mogelijk moeten maken tot de top van een organisatie die moet beslissen om tot een modernisering over te gaan – zijn daarmee tot middel van de techniek geworden, in plaats van andersom. Een science fiction-achtige dystopische toekomstvisie waarin de mens slaaf is geworden van kunstmatige intelligentie is zo gesteld ineens dichterbij dan gedacht.
De vraag naar het goede leven
Gelukkig is, als we optimistisch zijn, dit louter instrumentele, technocratische en economische wereldbeeld langzaamaan aan het afbrokkelen en ontstaat er, ook binnen organisaties, steeds meer aandacht voor ‘het warme hart’, voor de (mede-)menselijkheid en haar zorg voor het milieu. Dat is noodzakelijk, omdat alleen dit ons in staat stelt te breken met de circulariteit van het culminerende proces van de zelfhandhaving van de technologie die alsmaar moet groeien, zonder dat de vraag wordt gesteld waarheen, waarvoor of waartoe.
Die vragen komen samen in de oer-vraag naar het goede leven, in de ethiek. Wat is een zinvol leven? Wat is van waarde? In wat voor wereld willen we leven? Dit zijn de vragen die een ieder moet stellen om ze vervolgens tot uiting te kunnen brengen binnen de verschillende gemeenschappen (samenleving, organisatie, familie, etc.), waarin zij of hij participeert. En gezien de noodzaak te breken met een groot aantal zelfdestructieve krachten die werkzaam zijn in onze samenleving, is het meer dan ooit van belang om met deze vraag bezig te zijn.
Maar de vraag naar het goede leven is niet slechts een individuele aangelegenheid, zij is evenzo een collectieve. In plaats van een (definitief) antwoord is zij dus veeleer een gesprekover het goede leven, een gesprek dat gevoerd moet blijven worden omdat aan deze, al dan niet universele waarden, steeds in elke tijd opnieuw vorm moeten worden gegeven (tegelijkertijd is zij, meer nog dan een gesprek of een mooie flipover aan het einde van een heidag, het resultaat van ons handelen in het hier en nu, waarmee we steeds al uitdrukking geven aan wat volgens ons het goede is).
Gebeurt dit niet dan blijft het technologisch of technocratische denken leidend. De waardes en doelen worden dan niet meer geformuleerd vanuit ‘het warme hart’ en het gesprek over wat het goede is, maar vanuit een harteloze intelligentie waarin automatiseringsprocessen elkaar opvolgen, puur en alleen omdat er nu een nieuwe technologie is. Op deze manier zal automatisering slechts een kracht ten zelfbehoud zijn, in plaats van een kracht ten goede.
Wil het dat laatste zijn, dan moeten we onze doelen, waardes en principes sterk voor ogen hebben om deze werkzaamheid van de techniek dapper weerstand te kunnen bieden. Alleen dan kunnen we stellen of een bepaalde techniek bijdraagt aan het goede, of het ons helpt meer mens te zijn, een zinvoller bestaan te leiden. Alleen dan kunnen we beoordelen of een automaterseringsproces dat efficiënter is, maar mensen hun baan kost daadwerkelijk ‘beter’ is. En alleen dan ‘hebben wij techniek’ in plaats van andersom en kunnen we zowel ons ‘warme hart ontwikkelen’ als écht intelligent zijn.
Door: Roel Meijvis, Filosoof