Thuiswerken vóór, tijdens en ná de coronacrisis
Na de coronacrisis verwachten werkenden gemiddeld 8 uur per week thuis te werken. Dat is enerzijds een verdubbeling ten opzichte van het aantal thuiswerkuren voor de coronacrisis, maar anderzijds verwachten werkenden ook na de coronacrisis het merendeel van de werktijd op de werkplek te werken. Het CPB onderzoek “Thuiswerken vóór, tijdens en ná de coronacrisisis (pdf)” gebaseerd op een enquête uit december 2020 onder bijna 3.000 deelnemers van het LISS-panel.
Zowel mannen als vrouwen verwachten na de coronacrisis gemiddeld (ruim) twee keer zoveel uren thuis te werken als voor de coronacrisis. Kijken we naar sectoren dan zien we dat met name bij de overheid en in de financiële en zakelijke dienstverlening werkenden verwachten na de coronacrisis meer uren thuis te werken. In de horeca, de bouw en de zorg is de toename van thuiswerken naar verwachting beperkt. Gezien de aard van het werk ligt dit ook voor de hand in deze sectoren.
Wanneer werkenden vrij zouden kunnen kiezen dan zouden zij graag 9 uur per week thuis werken. Dat is maar 1 uur per week meer dan zij gemiddeld verwachten thuis te werken. Blijkbaar verwachten werkenden maar tegen weinig beperkingen aan te lopen bij het uitbreiden van de hoeveelheid thuiswerken, bijvoorbeeld van de werkgever. Een toename in het aantal thuiswerkuren is, binnen grenzen, dan ook doorgaans aantrekkelijk voor werkgevers. Diverse onderzoeken laten zien dat thuiswerken meestal leidt tot een stijging in de productiviteit. Dat vereist dan wel dat aan bepaalde randvoorwaarden is voldaan, zoals een goede IT-infrastructuur en een goed ingerichte werkplek. Ook laat onderzoek zien dat een minimale hoeveelheid face-to-face-contact op het werk nodig blijft om het werk goed te kunnen blijven doen.
Bron: CPB